Afscheiding en Doleantie
Terug naar Startpagina
De Afscheiding Begin 19e eeuw pakten zich donkere wolken samen boven Nederlands kerk. Na de Franse overheersing nam Koning Willem I het landsbestuur in handen. Ook begaf deze vorst zich op kerkelijk terrein, hij stelde de kerkorde van 1618 /1619 terzijde en voerde het Algemeen Reglement in, in strijd met de Heilige Schrift, alsmede het verplicht zingen van de gezangen. Vele van deze gezangen hadden een remonstrantse geest, wat velen in den lande tegen de borst stuitte. Zo ontstond tegenover een strenge gebondenheid aan leer, dienst en tucht der vaderen, anderzijds een meer milder en vrijzinnige opvatting van leer en leven. Wat de ene predikant ‘s morgens opbouwde werd ‘s avonds  door een ander weer afgebroken. Botsingen konden daarom niet uitblijven, velen kwamen in gewetensconflict. Dit leidde tot de afscheiding in Ulrum in het veel bewogen jaar 1834, een ingrijpend gebeuren. Dit kan niet los gezien worden van de enorme verwoes- ting die de verlichting in de achttiende en negentiende eeuw in de Herv. Kerk heeft aangebracht. Deze voluit on-Bijbelse geest, die de prediking meer en meer ging beheersen, was de oorzaak dat tallozen hun geestelijk voedsel gingen zoeken in de gezelschappen waar het overjarig koren van de oude schrijvers werd gelezen en besproken. Velen verlieten in die dagen massaal de Hervormde Kerk. Maar gelukkig bleven ook vele getrouwe predikanten op hun post zoals Ds. Molenaar  in Den Haag, Ds. A.P.A. du Cloux en Ds. Detmar te Nieuwe-Tonge en nog vele anderen. Van de Bijbelse zelfstandigheid van de plaatselijk gemeente bleef bijna niets over. Dat dit alles ook Schouwen- Duiveland niet voorbij ging laat zich aanvoelen. Mannen van formaat die hierbij een rol hebben gespeeld in deze regio waren Dirk van Farowé te Nieuwerkerk en Boude- wijn Bakker te Sirjansland, beiden grote kapitaalkrachtige boeren. En een man die zeker zijn stempel in het begin van de afscheiding op dit eiland heeft gedrukt is ongetwijfeld  Ds. H. J. Budding. (1810 - 1870) (Lees verder) die vele malen optrad en ook de sacramenten bediende in de grote landbouwschuur van Dirk van Farowé te Nieuwerkerk.  Het leidde tot het in hechtenis nemen van genoemde predikant en het opleggen van grote boeten. Later wordt te Oosterland de eerste afgescheiden kerk gebouwd. De z.g.n. diekse kerke die in1917 is afgebroken en vervangen door een nieuwe kerk aan de St. Joostdijk, nu de kerk van de Ger. Gemeente. Ook te Zierikzee nam de afscheiding van de Ned. Herv.  kerk al direct een aanvang. Men begint met samenkomsten op de Vijfhoek ( Ravestraat - Wevershoek) en op wisselende adressen in de stad. In 1840 koopt men een pand in de Meelstraat dat ingericht wordt voor de erediensten. En vanaf die tijd ontstaan er overal op het eiland afgescheiden gemeenten. Al spoedig blijkt er veel verschil van inzichten en leerverschillen zodat het aan eenheid ontbreekt. De opzet van de afscheiding was terugkeren naar de oude vaderlandse kerk, maar daar is weinig van terecht gekomen. In de tijd van de Afscheiding schreven veel wat meer doorgeleiden uit de kring van de gezelschappen elkaar brieven. Uit de verzameling van 25 brieven is een brief genomen van Kaatje van Dongen (1813-1885). Zij trouwde in 1834 met Leendert van der Wekken. De brief is gericht aan zeekapitein P. ’t Hart uit Maassluis, die in 1872 in Brouwershaven een stichtelijk woord sprak in de Chr. Geref. kerk. (Lees verder)  
De  Doleantie Doleantie is de naam van de kerkelijke beweging van 1882 tot 1896, waarbij een aantal Hervormde gemeen- ten braken met de Synodale bestuursorganisatie der Nederlands Hervormde kerk. De doleantie ontstond in Amsterdam, onder de bezielende leiding van de beroemde predikant en later minister/president Dr. Abraham Kuiper, predikant in de Ned. Herv. Kerk. te Amsterdam. Met een aantal kerkenraadsleden en andere personen scheidde hij zich af van de Ned. Herv. Kerk. In het gehele land sloten velen zich daarbij aan en men noemde zich de Nederduitse Gereformeerde kerk. Ze zagen zich als de voortzetting van de kerk der Gereformeerde  Vaderen zoals deze bijeen waren op de beroemde synode van Dodrecht 1618/1619. Men hanteerde de bijnaam “Dolerenden” een Latijns woord  dat “klagende” betekent, of treurend of weemoedig, vanwege het verlies van de goederen. Deze dolerenden vormden in 1892 met het grootste gedeelte van de in 1834 ontstane Chr. Gere- formeerde Kerk voortaan de Gereformeerde Kerken in Nederland. Deze vereniging van bovengenoemde kerken ging ook de afgescheiden kerken op Schouwen en Duiveland in 1892 niet voorbij. Kerken die na de afscheiding van 1834 naast de bestaande Ned. Herv. Kerk waren ontstaan. In Zonnemaire was dat in 1897 het geval. Deze gingen mee in de vereniging. In Zierikzee  waren er zelfs twee afgescheiden kerken, de oudste in de Meelstraat, de ander in de St. Domusstraat. De laatste was ontstaan uit de Herv. Evangelisatie genaamd “de Toevlucht” 1863.  Deze werd later geïnstitueerd in 1876 als Chr.Ger Kerk en deze gemeente sloot zich in 1892 aan bij het nieuwe kerkverband en ging verder onder de naam Gereformeerde kerk Zierikzee. De Chr. Ger. Gem in de Meelstraat sloot zich niet aan bij het nieuwe kerkverband. Maar ging met de Chr. Ger. Gem. van Noordeloos en de Chr. Ger. Gem. van Teuge verder als Chr. Ger. Kerken. Ongeveer 70 leden van de gemeente in de Meelstraat waren het niet eens met het besluit om niet aan te sluiten bij de Ger. Kerken en vroegen hun lidmaatschap op en gingen over van de Chr. Ger. Kerk in de Meelstraat naar de Gereformeerde kerk in de St. Domusstraat. W.F. Sprengelmeijer  
Zeekapitein-oefenaar P. ‘t Hart