Bedevaarten
Een bedevaart of pelgrimage (van het Oud-frans pelrimage) is een (pelgrims)reis naar een bedevaartsoord. Redenen voor het ondernemen van een bedevaart zijn om de hulp van een heilige in te roepen zodat deze voorbede (Lees verder) kon doen bij God, of om boete te doen, een opgelegde straf te ondergaan. In de katholieke traditie betreft een bedevaart een reis naar een plaats waar een heilige wordt vereerd, of waar er volgens ooggetuigenverslagen verschijningen hadden plaatsgevonden, meestal van Maria, een engel of een heilige. Andere plaatsen werden bekend vanwege een of meer gevallen van wonderbaarlijke genezingen, of vanwege stigmata, een 'huilend' beeldje, of andere verschijnselen die mensen bovennatuurlijk voorkwamen.
Pelgrims
Voorbeelden van belangrijke bedevaartsplaatsen in het christendom zijn Rome (het Vaticaan), Fátima, Lourdes, Scherpenheuvel, Rocamadour, Santiago de Compostella, Kevelaer, Collevalenza, Assisi, Banneux, Jeruzalem en Bethlehem. Bedevaartgangers droegen schelpen of kleine medailles en beeldjes op hun kleding. Goedkope loden of tinnen pelgrimsinsignes, een pelgrimshoorn, eigenlijk souvenirs, worden bij opgravingen veel teruggevonden. Pelgrims die Jeruzalem bezochten plaatsten een palmtak op hun portretten en ook op hun grafsteen. In Dreischor in Zeeland is een dergelijke steen bekend met een leeg graf (Christus is immers opgestaan), twee palmtakken en een Jeruzalemskruis, zie foto hieronder.
Joannes Beukelman: De Heidelbergse Catechismus deel 1, 9e zondag, vraag 26
Toepassing: I. Opdat ik nu nog maar kort een woord van toepassing spreken mag, vergun mij, toehoorders, dat ik u eens vraag of u dit artikel wel gelooft? Weet u wel aan wie u door de schepping verbonden bent? Dat u verbonden bent als schepsel aan God, de Vader, de Almachtige, Schepper van Hemel en Aarde? En dat u van nature verplicht bent hem te dienen?    A. De meesten, indien zij eens naar binnen blikten, zichzelf onderzochten als onder het alziende oog van God, (o, mocht de Heere u ontdekking en licht schenken om het te zien) wat zoudt u dan niet beschaamd en schaamrood moeten worden? Want, wat zijn er niet velen, die wel zeggen te geloven dat God de Vader is de Almachtige, Schepper van Hemel en Aarde, en die Hem echter niet kennen, noch erkennen, noch Hem als zodanig dienen? Mag de Heere nu niet die klacht vernieuwen, die Hij eertijds over Israël ophief? “Een os kent zijn bezitter en een ezel de krib van zijn heer, maar dit Israël heeft geen kennis, mijn volk verstaat niet”. Jes.1:3. Zou God de meesten onder u niet mogen toeroepen: “Zult gij dit de Heere vergelden, gij dwaas en onwijs volk”, Deut. 32: 6. Bovendien hoe velen zijn er ook, die in alle ongelegenheden hun voornaamste werk ervan maken om het tegen de Heere nog al meer te verderven. Slaat God met roeden, of zij blijven gans ongevoelig  en verstijfd op hun droesem zitten, weigerende onder de Almachtige te bukken. Of zij murmureren zelfs tegen hun Schepper en twisten met hun Maker, daar er nochtans een wee over de zodanigen wordt uitgeroepen. Jes. 43:9. ”Wee dien die met zijn Formeerder twist. Zal ook het leem tot zijn formeerder zeggen, wat maakt gij? Of zal het werk zeggen, hij heeft geen handen?”. Ja, hoe velen zijn er ook die in plaats van in God de Almachtige Schepper door het geloof voor hun zielen rust te zoeken, het stof en het wereldse stellen tot de grondslag van hun vertrouwen, die hun hoop stellen op het goud, en als zij dat maar mogen bezitten, dan wel tevreden zijn? Al de zodanigen liegen immers tegen de Alwetende, Schepper des Hemels en der Aarde. B.  Denk niet, mensen bij wie het zo gesteld is, dat God evenwel om zijns zoons Christi wille, mijn God en Vader wel wil zijn; u zoudt u deerlijk bedriegen indien u zich dit inbeeldde. Of u het al wenst en hoopt, of u daaraan niet twijfelt omdat u het zich opdringt. Of u al een lidmaat bent en godsdienstig. Of God u al zegent in het tijdelijke meer dan anderen. Of u veel kruis, verdrukkingen en tegenspoeden hebt. Daar moet nog geheel iets anders wezen en bij bevinding gekend worden, zult u enige grond hebben om iets goeds van uzelf te hopen en te denken.    Ik verzeker u, bij wie het zo gesteld is, uit Gods naam: U bent zijn kinderen niet, maar een verkeerd en verdraaid geslacht. Deut. 32:5. U hebt God niet tot uw God en Vader. Maar u bent nog kinderen van de wereld en van de Satan. Bijgevolg bent u nog ten hoogste ellendig, ongelukkig en rampzalig.    Och, zonk de overdenking van uw onheil eens op het hart, en werd u eens wakker gemaakt, om u ter behoud, eer het te laat zal zijn, nog naar God in Christus te wenden. De Heere Jezus roept u nu nog toe: Wendt u naar mij toe en wordt behouden.Jes.45:22. Maar weldra zou dat gedaan kunnen zijn. De Heere doe het u zien en het ter harte nemen. II. Maar dezen zijn het die in waarheid geloven, en de Almachtige Schepper des Hemels en der     Aarde tot hun God, en tot hun Vader in Christus hebben: en ieder van heeft God tot zijn God en Vader gekozen, waarachtig en hartelijk, niet eens maar meermalen, en wil het nog doen; hun ziel heeft zichzelf geheel en al aan de Heere overgegeven, en herhaalt dat keer op keer. Zo iemand heeft de Heere Jezus door het geloof aangenomen, en zoekt steeds in Hem gevonden te worden. Fil.3:9. Kent u deze drie stukken bij bevinding, dan gelooft u en dan is God uw God en Vader.      A.O, hoe gelukkig en zalig bent u: de Almachtige Schepper is uw God en aangezien de Heere niets waardiger had dan zichzelf, zo heeft Hij zich aan u gegeven en tot u gezegd: Ik zal u tot een God zijn: uw Maker is uw Man, Heere der Heerscharen is zijn naam. Alles wat God is, is het uwe. O zalig volk, u hebt niets te vrezen.
Terug naar Johannes Beukelman