Kerstpreek Adrianus Bruijnvisch Lucas 2 : 1 - 7 ‘En het geschiedde in diezelve dagen dat er een gebod uitging van de keizer Augustus dat de gehele wereld beschreven zoude worden. Deze eerste beschrijving geschiedde als Cyrenius over Syrië stadhouder was. En zij gingen allen om beschreven te worden, een iegelijk naar zijn eigen stad. En Jozef ging ook op van Galilea, uit de stad Nazareth naar Judea, tot de stad Davids die Bethlehem genaamd wordt, (omdat hij uit het huis en geslacht Davids was) om beschreven te worden met Maria zijn ondertrouwde vrouw, welke bevrucht was. En het geschiedde als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij baren zoude. En zij baarde haar eerstgeboren zoon en wond hem in doeken en legde hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg’. Het is een van de meest vertroostende beloften waarin God het Evangelie aan Abraham heeft verkondigd: uw zaad zal de poorten zijner vijanden erfelijk bezitten, en in uw zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden. Wanneer Hij zegt dat alle geslachten der aarde zullen worden gezegend, geeft Hij te kennen dat ze allen van nature liggen onder de vloek: want vervloekt is een iegelijk die niet blijft in hetgeen geschreven is in het boek der wet; daarom die stem hangt ons allen boven het hoofd: gaat weg van mij, gij vervloekten in het eeuwige helse vuur. Die vloek moest van ons worden weggenomen. Dat kon niet anders dan door Hem, die zelf voor ons een vloek werd. En wie is dat? Abrahams zaad, in wie alle geslachten zijn gezegend. Wij Christenen mogen niet twijfelen of deze is Jezus Christus aangezien wij Paulus, de apostel, horen zeggen tot die van Galatië: hij zegt niet in uw zaden als van velen, maar in uw zaad: dat is Christus. En wat ook de Joodse ongelovigheid er tegenin mag brengen wie toch is deze Christus in Wie de geslach- ten der aarde gezegend zijn, in Wie God de aloude beloften heeft vervuld van de roeping der heidenen. Deze Jezus is de wens der heidenen. Zij zijn bekeerd tot de God van Abraham, Izaäk en Jakob, verlatende de afgoderij en onreinigheid, de ijdelheid van het ongeloof der vaderen en de verleiding van de duivelen; en nu geneigd tot het onderhouden van die onvergelijkelijke geboden van gerechtigheid, heiligheid en eerbaar- heid die God door Mozes heeft gegeven. Een werk immers dat geen Jood die de wet van Mozes zo hoog acht, kan misprijzen. Een zegen die de wereld, noch van Mozes, noch van de profeten, noch van de nieuwe ijveraars de Farizeeën en Schriftgeleerden, kon worden toegebracht. Ofschoon zij land en zee omliepen, zo ging de wet van Mozes niet buiten een volk om. Zo hebben wij dan geen zegen buiten Christus –in Wie God ons heeft gezegend met alle geestelijke en hemelse zegeningen. Hij is degene die ons apart zet, en Gods kanselier, grootzegelbewaarder van Hem die ons alles met Hem heeft geschonken. Ja, zelfs tijdelijke zege- ningen hebben wij niet zonder degene die God heeft gesteld tot een erfgenaam van alles. Daarom hebben de gelovigen van het Oude Testament (die toch niet waren als de heidenen vervreemd van het burgerschap Israëls, vreemdelingen van de verbonden der belofte, zonder God en Christus in de wereld) in al hun tijde- lijke beloften gezien op dat beloofde zaad, in Wie alle beloften Gods zijn ja en Amen. Om hun geloof en hoop op de verlossing uit de hand van hun tijdelijke vijanden te sterken, hebben zij door- gaans gezien op die verlossing waardoor ons Christus van die grote dood verlost heeft en overbrengt tot zijn eeuwig koninkrijk. Hieruit besluiten wij dat nooit heerlijker dag door de zon is beschenen dan wanneer de zaligmaker Jezus Christus is gekomen door zijn geboorte in de wereld om door het lijden des doods en ontel- bare versmaadheden ons met God te verzoenen. Maar omdat nochtans deze zijn komst de grond was van de hoop des volks en nog heden ten dage vanwege het profetische woord, de voornaamste grond van het Christengeloof; zo mocht Hij niet als een stilgeborene komen in deze wereld; daarom zien wij aan Hem als Hij in de wieg ligt, blinkende stralen van zijn godheid en terwijl wij heden met zijn zalige moeder de reis van Nazareth in Galilea naar Bethlehem in Judea maken, zullen wij ons vergezelschapt vinden door de geest der profetie, het getuigenis van Jezus in Hem vervuld zien hetgeen al vanouds de goddelijke profeten hadden voorzegd. Twee dingen zijn wel het meest in de mens op te merken: zijn geboorte en zijn dood. Wat de zalig- maker betreft, aan beide denken wij nu. Van zijn geboorte in het woord dat u verkondigd wordt: van zijn dood in het Heilig Avondmaal. Wij zullen eerst spreken: 1e.van de tijd van de geboorte van Christus- als er een gebod uitging van de keizer Augustus. 2e van de plaats. Die was Bethlehem in Judea. 3e van de armoede en allerdiepste vernedering waarin hij geboren is. 1. Om ons de omstandigheden van de tijd rondom de geboorte van Christus uit te leggen, zegt de heilige evangelist: en het geschiedde in die dagen. Dat wil zeggen de dagen van Johannes de Doper, de voorloper van Jezus Christus, de engel die zijn weg bereid heeft, die ware Elia. Dat betekent zoals Christus zelf uitlegt: niet Elia zelf, maar die komen moest in de geest en de kracht van Elia; deze was als de dageraad voor de opgang van de zonne der gerechtigheid. Nu, in deze dagen geschiedde het gebod van de keizer Augustus, die met zijn eigen naam Octavius genoemd werd, dus verwant aan de grote Julius Caesar. Hij was de zoon van zijn zuster. Deze Julius Caesar (of zoals wij in onze taal zeggen Kaesar of Keizer) heeft allereerst de Romeinse regering hervormd en gebracht tot de staat van een monarchie. Omdat Rome weliswaar haar konin- gen omwille van hun wreedheid had afgezet, zo heeft hij- tevreden zijnde met de zaak zelf- de naam van koning voorzichtig willen mijden en zijn eigen naam willen behouden. Hieruit is weer het gebruik voort- gekomen dat al zijn opvolgers de naam van Caesar of keizer hebben aangenomen. De eerste van die is dan keizer Augustus. Augustus was zijn bijnaam, die betekent de verhevene, omdat hij de grenzen van het Romeinse Rijk zeer ver heeft uitgebreid en de Romeinen gemaakt tot (zoals zij zichzelf noemen) heren der aarde. Dit kunnen wij ook uit onze evangelist afleiden, die getuigt dat door de keizer Augustus een gebod werd uitgevaardigd dat de gehele wereld beschreven zou worden. Het woord in de grondtaal betekent een opschrijving en optelling van de volkeren, opdat men zou weten hoe groot de bevolking was, zoals wij dat ook vinden bij de vrome David, dat hij lust kreeg om zijn volk te tellen, wat hem zeer kwalijk genomen is. Het betekent ook dat deze vorst in deze tijd zijn onderdanen zeer zware belastingen heeft opgelegd, want bij zo’n beschrijving werden niet alleen de namen maar ook de bezittingen opgeschreven. Deze algemene beschrijving is dus niet alleen voortgekomen uit eerzucht om de macht van het Romeinse rijk te weten, maar meer uit geldzucht. De Romeinse schrijvers getuigen dat in de tijd van keizer Augustus er wel overal vrede was, maar dat door de grote garnizoenen die men overal nodig had om zo’n grote verscheidenheid aan vreemde volkeren onder controle te houden, de financiën in een droeve staat verkeerden en de schatkist uitgeput. Want zo gaat het met overwonnen volkeren: men betaalt de roede waarmee men werd gegeseld: ieder woord is een vonnis en er valt geen appel buiten de mand. Maar als hier gesproken wordt over de beschrijving van de gehele wereld, moet men dat niet zo opvatten alsof hier geen volkeren of mensen van zijn uitgezonderd, want ten eerste was de hele wereld toen nog niet bekend en ook zaten al de gewesten die bekend waren niet onder het Romeinse juk. Haar macht strekte zich nooit uit over de Parthers in het oosten en ook niet over de Britten in het westen. Maar het is van ouds de manier van Rome geweest zichzelf een wereld te noemen. Zodoende mag men niet concluderen uit de woorden van de geliefde apostel dat Jezus Christus is de verzoening voor alle mensen hoofd voor hoofd, hoewel hij zegt dat hij die een Jood was, niet alleen de verzoening was voor onze zonden, maar ook die van de gehele wereld. Zo is er ook een wereld van de uitverkorenen, bestaande niet alleen uit Joden, maar ook uit heidenen. Immers dit kunnen wij wel uit dit woord afleiden dat de heerschappij die destijds was bij de Assyriërs, Perzen en Grieken nu gekomen was bij de Romeinen die hiervoor het grootste deel van de toen bekende wereld onder zich hadden gebracht. Van deze beschrijving nu zegt de Evangelist dat deze de eerste was toen Cyrenius stadhouder over Syrië was. Josephus zegt dat deze beschrijving is geschied onder Q. Varus en dat deze Cyrenius pas over Syrië stad- houder gemaakt is na de dood van Herodes de Grote of zoals hij ook wel genoemd werd de kindermoor- denaar, toen Archelaüs regeerde in plaats van zijn vader. Wilt u het hele boek lezen dan kunt u terecht bij: Boekhandel ‘De Kanselier’ Burg. Van Veenstraat 7 4306 BZ Nieuwerkerk 0111-641121 www.dekanselier.nl info@dekanselier.nl
Terug naar Adrianus Bruijnvisch