“Heer, leer ons bidden!” Gedachten over het Onze Vader door  Ds. J.H.C. Kamsteeg Uitgegeven door Bosch en Keuning N.V., Baarn 1938. Dit boekje wil niet zijn een uiteenzetting of betoog. Ik kan niet “betogen” over het “Onze Vader” en “uiteenzetten”  kan ik evenmin. Mijn woord kan dus niet hebben die strakke richting als bij een die zijn lezers  met kracht van argumenten van vele dingen overtuigen wil. Veeleer zal het lijken hier en daar, als sprak ik maar stil voor me uit, als was ik gans alleen. En toch wil mijn woord u zoeken. Het wil zachtkens tot u komen en verkennen het innerlijk terrein. Het wil blijde met u zijn, als ge mee luistert naar dat woord dat door alle rumoer  van de tijd rustig henengaat, dat telkens wordt overschreeuwd en toch telkens weer boven alle mensenwoord uitklinkt, in gans bijzondere klank. Het zal dankbaar zijn als het u vinden mag in uw verlatenheid, in uw schreiend leed of in uw blijdschap en in uw vrolijk gaan. Dankbaar, als het u ontmoet in uw verre zijn van het gebed of in uw stil verkeer met de Heer. Dit boekje wil met u samen zijn en eerbiedig luisteren naar wat Jezus ons heeft voorgebeden. Het wil ook tot u spreken over die grenzeloze heerlijkheid, die daar ligt in dat bidden en al sprekende, wil het bewust blijven, dat ieder woord hierover, vol eerbied moet zijn en gezegd wil wezen, met stille stem. En wanneer gij bidt…   Het staat er zo heel rustig in Matth. 6. Daar is geen plechtstatige aanloop voor nodig geweest om over het bidden te kunnen gaan spreken. Alles wat de Heiland daar zegt, op die berg bij de zee van Tiberias, is zo volkomen natuurlijk en van aangrijpende eenvoudigheid. En wanneer gij bidt… Met rustige, sterke hand worden nu eerst enkele belemmerende dingen weggeschoven. Niet bidden als de geveinsden, zo staande op de hoeken der straten, opdat ze maar gezien zouden worden door die en die en door heel velen nog meer. Nee, zo niet. Want al mogen de deuren naar de mensenkant dan allemaal wijd open staan, de deur naar de hemel blijft gesloten en tot hemelhoogte stijgt zulk bidden nooit. Zij hebben hun loon weg. Het was begonnen om van de mensen gezien te worden.  Welnu, de mensen h e b b e n  het gezien. Het loon op de arbeid van zulk bidden is daarmee uitbetaald. Meer valt niet te verwachten. En als gij bidt, zo gebruik geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen. Ook dit wordt weggeschoven. Alweer, zo niet en zo nooit. Woorden, vele woorden op zichzelf, geven geen grond voor enige verhoring. Het is ijdel en leeg, dus zonder enige kracht. Maar gij, wanneer gij bidt… Nog altijd zijn de scharen, zijn de discipelen daar gezeten op die heuvelhelling. Nog altijd luisteren ze in stille aandacht. Het is zo heel anders dan al datgene wat ze tot dusver hebben gehoord van de anderen die tot de menigte spraken. Nu, met dat herhaalde “gij”. Nu wordt de aandacht zo mogelijk nog strakker gespannen. Er is baan gemaakt voor wat nu komen gaat. En dan klinkt het: Wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer en uw deur gesloten hebbende..  Alweer, het staat er zo heel rustig en zo heel eenvoudig, maar … Ik vergeet die scharen en die discipelen, want dat woord nadert tot m i j , het spreekt m i j  aan. Heere, gij weet het toch, dat die deur van de binnenkamer zo moeilijk dicht gaat. Gij weet het toch dat dat rapport met die wereld daar buiten immer blijft. Gij weet ook, dat mijn bidden zo ellendig, zo schandelijk doorvlochten is met dingen, die voor Uw aangezicht niet kunnen bestaan. Met dingen waarover ik me schaam, telkens weer. Die deur van de binnenkamer, ze klemt zo verschrikkelijk. Het is alsof ze samenspant met “de wereld” en niet gedoogt mijn alleen zijn met U. Het is, alsof mijn kracht vergaat en mijn wil verslapt, wanneer ik poog die deur te sluiten. Totdat…..  ja, de deur i s gesloten. O, wonder van gena. Ik versta het in diepe ontroering: bidden, werkelijk bidden, ja, die gesloten deur, gesloten naar de wereldkant. En uw deur gesloten hebbende… Maar het is een open poort tegelijk, open poort naar God heen, open naar Zijn hart en naar Zijn koninkrijk. Bidden, werkelijk bidden, is weten van een gesloten deur en van open poorten tegelijk. Gij dan bidt aldus: O n z e  Va d e r…. Onze Vader. Dat is een wijd open poort. Dat is overweldiging van heerlijkheid. Die aanhef  is van zo’n ontzaglijke volheid, van zo’n overstelpende rijkdom, dat, al was daarna niets meer gezegd, het hart van een mensenkind toch nog vol gestroomd zou zijn van louter dank en aanbidding. Onze Vader. Ik heb wel eens gedacht, zou dat de goddelijke manier zijn, ons mensen in eens de volkomen volheid in de schoot te werpen? De Bijbel zelf heeft me op die gedacht gebracht. Als dat boek begint te spreken, dan zegt het heel rustig: In den beginne schiep God de hemel en de aarde. Daarmee is ineens heel het scheppingswerk gezegd. Daarmee weten we het. Het is alles Gods werk. Het is alles uit Hem. Hij schiep het. Hij riep het al te voorschijn. En hemel en aarde. We staan met het uiteindelijk resultaat van Gods arbeid in de hand. En als we de verwondering waarmee we geslagen zijn, nog niet te boven zijn gekomen, gaat de Bijbel verder en vertelt ons hoe het is geschied. Hoe de avond verging en de morgen kwam en God in die donkerheid werkte en aan het licht bracht, al wat Hij had gewrocht. Maar hoe onze aandacht ook verder mag zijn geboeid, het eigenlijke weten we reeds, van het eerste spreken van de Bijbel af aan: God schiep de hemel en de aarde…. Was het in de Kerstnacht anders? De hemel gaat open en verkeert de nacht in dag, en het eerste wat de engel spreekt is: U is heden de Zaligmaker geboren. Daarmee is ons in enen de volheid van het Evangelie in handen gelegd. Het is te groot, te machtig, we kunnen het niet aanstonds omvatten.- De Evangeliën haasten zich, om het ons maar aldoor duidelijker te zeggen, om het ons maar telkens onder nieuwe belichting te laten zien. Maar al wat ze zeggen, die Evangeliën, het is niet anders dan de brede uitplooiing van wat de engel heeft gezegd: U is heden een Zaligmaker geboren. De volheid der heerlijkheid werd daarin voor ons neergezet. Wilt u het gehele werk lezen, dan kunt u terecht bij het Gemeentearchief in het Gemeentehuis, Laan van St. Hilaire, Zierikzee in de studiezaal. Het catalogusnr. is 1435. Openingstijden: maandag t/m vrijdag 9.00 – 17.00 uur. Op donderdagavond van 18.00 – 21.00 uur vooraf aanvragen via 0111- 452320 of via email: gemeentearchief@schouwen-duiveland.nl
Terug naar Ds. J.H.C. Kamsteeg