Preek uit: Dit is het Woord, dat onder u verkondigd is. Schriftlezing: Romeinen 3:1-20 Tekst: Romeinen 3:10 “Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet één”. Wanneer we in ons tekstwoord lezen dat er niemand is, die rechtvaardig is, ook niet één, dan is dat nog al wat. Misschien was het nog niet eens zozeer tot u doorgedrongen, maar het staat er toch wel heel duidelijk: niemand rechtvaardig. En om daarover geen misverstand te laten bestaan wordt er nog aan toegevoegd: ook niet één. Wanneer u voor u zelf dacht, dat u het er tot nu toe nog niet zo slecht had afgebracht, dan wordt u ineens tot de orde geroepen door die paar woorden van Paulus, woorden die gelden voor iedereen en dus ook voor een ieder van ons persoonlijk zoals we hier vanmorgen in de kerk bijeen zijn. Niemand rechtvaardig! Nu is het natuurlijk wel de vraag of we bereid zijn dat zo maar te aanvaarden. Ik kan me indenken dat iemand zegt: Ja, dat zegt Paulus nu wel, maar Paulus was ook maar een mens en die kon beter eerst maar bij zichzelf beginnen, want hij was in elk geval vóór die tijd, toen hij nog een echte farizeeër was, ook zo’n beste niet. Maar dat behoeven we hem eigenlijk niet eens te komen vertellen, want dat wist hij zelf ook wel. Daarvan geeft hij meer dan eens blijk in zijn brieven. Daarin laat hij om zo te zeggen van zichzelf ook niets heel; en hij doet dat uiteindelijk met de bedoeling om alleen nog te roemen in de Here, die hem een halt had toegeroepen en hem op de weg naar Damascus duidelijk te verstaan had gegeven dat er van zijn hele handel en wandel niets, maar dan ook niets deugde. En Paulus wil helemaal niet de indruk wekken alsof dat na zijn bekering bij Damascus wel het geval was, want in het zevende hoofdstuk van de brief aan de Romeinen schrijft hij het met zoveel woorden: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods!’ Dan heeft hij het niet over een ander, maar dan heeft hij het over zichzelf. Maar hij heeft het geschreven opdat al degenen, die het zouden lezen, het ter harte zouden nemen en op zichzelf zouden toepassen. Maar dat is niet zo eenvoudig. Eigenlijk moeten we het nog anders zeggen: daartoe zijn we niet zo ineens bereid. We zijn als het er op aankomt nog eerder geneigd om van een ander te zeggen dat hij niet deugt dan dat we het van onszelf zeggen. En daarom: dat ‘niemand’ zit ons eerlijk gezegd wel wat in de weg. Iemand zegt naar aanleiding van dit tekstwoord: Wanneer ik dit als jongen hoorde voorlezen, dan dacht ik altijd bij mezelf: Nou, nou. En waarom? Wel, omdat zo’n uitspraak tegen vlees en bloed ingaat. We zijn niet zo gauw bereid om onszelf een onvoldoende te geven. Stel je voor. Niemand. Daar is geen enkele uitzondering op. Als er nu nog gestaan had: bijna niemand, dan hadden we voor onszelf al direct een uitwijkmogelijkheid gehad. Maar dat staat er niet. Paulus neemt de zondeval in het paradijs zo ernstig, dat hij maar één woord kan gebruiken, wanneer hij het heeft over de mens: Niemand. Er is niemand rechtvaardig, ook niet één. Het is opmerkelijk dat Paulus bij het schrijven van de brief aan de Romeinen op een vrije wijze allerlei teksten uit het Oude Testament aanhaalt. Hij doet dat ook wel in andere brieven, maar hier in de brief aan de Romeinen valt het wel heel erg op. Met name uit de psalmen en uit de profeten zijn er allerlei tekstgedeelten, die hij in het verband van zijn betoog plaatst. Ons tekstwoord herinnert ons aan de 143e psalm, waar we in het 2e vers lezen: ‘Niemand, die leeft is voor u rechtvaardig’. De psalmdichter heeft daaraan nog de bede verbonden: Ga niet in het gericht met uw knecht. En datzelfde treffen we ook aan in andere psalmen. De erkenning, de belijdenis niet voor God te kunnen bestaan. Onbegrijpelijk is het daarom dat er steeds weer mensen zijn, die daar overheen willen lezen. Ze doen net alsof dat niet in de bijbel staat, en ze willen alleen de vinger leggen bij allerlei tekstwoorden, die ze in hun eigen opvattingen kunnen inpassen. Maar alsjeblieft niet teveel nadruk op de zonde en de ongerechtigheid van de mens. Alsjeblieft niet teveel nadruk op de onmogelijkheden van de mens, want dat past vooral in deze tijd niet meer in de meningen, die de mens over zichzelf heeft. Wie nog praat over het begrip ‘zonde’ wordt beschouwd als niet met zijn tijd mee te kunnen, en wie nog wijst op de noodzaak der bekering heeft een kijk op de mens, die niet past in de tweede helft van de twintigste eeuw. Maar ernst maken met het feit dat de mens de levende God heeft vaarwel gezegd en van nature wandelt op de wegen van het verderf, dat is er bij velen, ook bij menigeen die groot gebracht is met het Woord, niet meer bij. Onverschilligheid en ongeïnteresseerdheid heeft zich van menigeen meester gemaakt, en wel in die mate, dat het schijnt dat velen de oude paden voorgoed verlaten hebben, waarop ze alleen nog als door een wonder teruggebracht kunnen worden. Maar laten we wel voorzichtig zijn door toch weer niet alleen over ‘de anderen’ te gaan praten, alsof we zelf buiten schot kunnen blijven. Want zowel de psalmdichter alsook Paulus komen ons er zonder omwegen aan herinneren dat we er ook bij horen. En ze doen dat beiden door het Woord ‘niemand’ te gebruiken. Er is niemand rechtvaardig. Het is toch wel de vraag wie er bereid is daarmee zonder meer in te stemmen. Doet u dat ook? En bent u dan ook zonder meer bereid om met uzelf te beginnen? En dat geldt dan niet alleen met het oog op ons tekstwoord, maar ook ten aanzien van al die andere uitspraken van Paulus, die met datzelfde woord ‘niemand’ beginnen. U hebt het kunnen horen bij de Schriftlezing. Er is niemand, die verstandig is; er is niemand, die God zoekt; er is niemand, die goed doet, ook niet tot één toe. Er zijn ongetwijfeld mensen, die zeggen: dat slaan we maar over. Dat is geen evangelie meer. Dat zijn degenen, die zich afvragen waarom zulke dingen in de bijbel staan en waarom het nodig is telkens weer daarop gewezen te worden. Met name op die onrechtvaardigheid van de mens. Ik geloof dat het antwoord op die vraag niet eens zo moeilijk is. Want ik dacht dat het hierom gebeurt, opdat er juist voor het evangelie, dat niet anders is dan een evangelie der genade en der verzoening ruimte geschapen zou worden in het hart van de mens. Want die ruimte is er niet. En die ruimte is er zeker niet wanneer de mens van zichzelf denkt dat het nog wel losloopt. Men zegt wel dat we allemaal niet deugen, maar tegelijk wringt men zich in allerlei bochten om te zeggen dat je dat niet zo ernstig moet nemen. En wanneer er gezegd wordt dat de mens niet rechtvaardig is, met andere woorden, dat hij een zondaar voor God is, dan neemt menigeen een houding aan van: daar moet je bij mij niet mee aankomen. En de reden daarvan is enkel en alleen daarin gelegen dat men niet meer bereid is om Gods Woord ernstig te nemen. En Gods Woord windt er geen doekjes om. Daar wordt het onomwonden gezegd: Niemand. U dacht misschien dat u er buiten viel en dat er op u niet zo heel veel aan te merken was? Wel dan bent u er wel helemaal naast. Niemand! Zegt Paulus. Allen hebben gezondigd, allen zijn ze afgeweken. Maar en daarop moeten we meteen de nadruk leggen: Het wordt ons niet gezegd om ons daarmee voor te houden dat er geen redden meer aan is. Integendeel, het wordt ons gezegd om daarmee ruimte te scheppen voor het evangelie van de verzoening die er is door Jezus Christus, de enige Rechtvaardige, op Wie de Here God ons aller ongerechtigheid heeft doen aanlopen, de enige Rechtvaardige, die in het gericht Gods ten onder is gegaan opdat wij door Hem voor eeuwig behouden zouden worden. Nu stel ik me voor, dat menigeen bij zichzelf denkt: dat had ik wel verwacht. Eerst wordt erop gewezen, dat de mens niet deugt - niemand is goed, uitzonderingen zijn er niet - en dan wordt er ineens als pleister op de wonde aan toegevoegd dat er toch nog één Rechtvaardige is - en dat is Christus - door Wie alles toch weer goed komt. We hadden eerlijk gezegd ook niet anders mogen verwachten. Maar wanneer u dat bij uzelf denkt, dan moeten we elkander toch voor een mogelijk misverstand waarschuwen. Wanneer u de mening bent toegedaan dat om Christus’ wil alles toch wel weer goed komt, dan is daar wel een ‘maar’ aan verbonden. We moeten beslist niet de kant op van de algemene verzoening in de zin van: alle mensen zijn zondaren, maar Christus is voor onze zonden gestorven, dus alle mensen worden behouden tot het eeuwige leven. En als u vraagt waarom we deze kant niet uitmoeten, dan is dat alleen hierom, omdat we op deze wijze elkaar een rad voor de ogen draaien. Zo staat het namelijk niet in de bijbel. Er zijn natuurlijk veel mensen, die dat er graag in willen lezen, maar dat is niet mogelijk. En als ze menen dat het wel kan dan zijn ze alleen maar bezig de Schrift geweld aan te doen. En dat gebeurt meer dan u denkt. Veel mensen lezen de bijbel vanuit een vooringenomen standpunt, en daarmee leggen ze het gezag van de bijbel voortdurend in de waagschaal. Dat is een gevaarlijke manier van omgaan met de bijbel. Aan de ene kant zingen ze: Gods Woord houdt stand in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken, en aan de andere kant zijn ze voortdurend bezig om de bijbel aan de kant te schuiven. En met name is dat het geval wanneer ze zelf, of in het algemeen gesproken, wanneer de mens in het gedrang komt. Wanneer we dus zeggen dat Christus de enige Rechtvaardige is, die voor de zonden der goddelozen gestorven is, dan is dat dus zeer beslist niet bedoeld als pleister op de wonde in de zin van: het is toch niet zo erg als we eerst gezegd hadden en het is ook niet zo erg als Paulus zegt. Dat ‘niemand’ dat tot enkele malen toe herhaald wordt, moet u dus maar met een korreltje zout nemen. Want daar is geen sprake van. U moet dit zelfs heel ernstig nemen. Zo staat het er met ons allen bij. Dat is de situatie waarin we verkeren en waarvan we zelfs moeten zeggen dat we daarin door eigen schuld zijn terechtgekomen. De ongehoorzaamheid van de mens tegen God in het paradijs heeft zijn uitwerking zeer beslist niet gemist. Dat kunt u iedere dag om u heen zien, dat kunt u ontdekken ook in uw eigen hart. Er is niemand rechtvaardig, ook niet één. Dat moeten we goed weten. Dat moeten we ook willen weten. Want dat is alleen maar tot heil van onszelf. En we moeten het niet alleen willen weten, maar we moeten het ook willen belijden voor de Here. De verloren zoon deed het ook bij zijn terugkeer in huis. Vader ik heb gezondigd... en ik ben niet meer waard uw zoon te zijn. Denk het u even in: niet meer waard... Dat zei de vader niet tegen zijn zoon, neen omgekeerd. Dat zei de zoon zelf tegen zijn vader. Niet meer waard... En waar het zo is, daar is tegelijk ook alle ruimte voor het evangelie dat God enkel en alleen om de verdienste van Christus zondaren aanneemt. Maar - en dat is het nu juist - dan moeten ze ook willen komen. En dan moeten ze ook weten waarom ze komen. En als ze dat niet willen weten dan zijn ze alleen maar bezig om de deur voor het evangelie der verzoening voortdurend dicht te gooien. Als we niet willen weten dat we in onszelf onrechtvaardig zijn, dat we voor Gods aangezicht niet kunnen bestaan, dan zijn we voortdurend bezig het evangelie der verzoening buiten de deur te houden. En dat is geen winst maar dat is verlies. Op deze wijze zijn er al heel wat mensen in de loop der tijd geestelijk gesproken op verlies komen te staan. Geestelijke winst is alleen daarin gelegen, dat wij als onrechtvaardigen ons heil voor tijd en eeuwigheid alleen nog zoeken in die ene Rechtvaardige, die zichzelf om onzentwil voor onrechtvaardig heeft laten verklaren, onze plaats heeft willen innemen voor het gericht Gods, opdat wij voor eeuwig zouden worden vrijgesproken. Maar dan zullen we deze enige Middelaar dus moeten aannemen als onze Middelaar. Dan zullen we in de weg van geloof en bekering persoonlijk kennis moeten hebben aan het verzoenend lijden en sterven aan het kruis van Golgotha. Dan zal Christus voor ons geen vreemde meer mogen zijn en wij zullen niet langer vreemd mogen zijn aan Hem. En al blijft het dan ons leven lang gelden: onrechtvaardig, niemand uitgezonderd!, nochtans zullen we ook mogen weten dat dit niet het laatste woord is, dat over ons gesproken kan worden. Dan moeten we zelfs zeggen: ook Paulus heeft het laatste woord niet. Neen, Christus heeft het laatste woord. Hij is het die eenmaal zal wederkomen om te oordelen de levenden en de doden. En dan, bij die wederkomst zal het laatste woord gesproken worden. Dan zal er een scheiding, een definitieve scheiding vallen. Een scheiding, die er nu eigenlijk ook al is. Alleen met dit verschil dat de grenzen nog niet vast liggen. Zolang we nog leven in de tijd der genade is het nog mogelijk het leven te kiezen in plaats van de dood. Het is nog mogelijk, wanneer we op de wegen van het verderf wandelen, om terug te keren en te gaan zoeken de dingen die Boven zijn. Maar eenmaal is die tijd voorbij. En wanneer wij dan allen geopenbaard zullen worden voor de rechterstoel van Christus dan zullen allen geopenbaard worden als onrechtvaardigen. Dan gaat er niemand vrij uit. En toch is er verschil. Degenen die Christus hebben willen aannemen zullen zich dan achter Hem kunnen verschuilen. Ze zullen zich achter die ene Rechtvaardige kunnen verbergen, opdat ze voor eeuwig vrijgesproken zullen worden. Luther heeft destijds van de gelovige gezegd: hij is voor honderd procent onrechtvaardig en hij is tegelijk voor honderd procent rechtvaardig. Wij zijn dikwijls van mening dat Luther en de andere reformatoren alleen maar gesproken hebben over de rechtvaardiging uit het geloof. En dat ze alleen maar gesproken hebben over de rechtvaardiging van de mens. Maar dat is niet waar. Ze hebben minstens evenveel gesproken over de onrechtvaardigheid van de mens. En daarbij hebben ze zichzelf zeer beslist niet uitgesloten. Je zou bijna kunnen zeggen: als er één geweest is, die begonnen is bij zichzelf, dan is het Luther wel geweest. Alleen al die vraag: Hoe vind ik een genadige God? was er het bewijs van dat hij zichzelf had leren zien als een onrechtvaardige. Anders gezegd: de Here God had hem dat leren zien door zijn Heilige Geest. En toen werd die vraag in zijn hart geboren naar een God van genade. Maar dat betekende tegelijk dat de deur voor het evangelie wijd werd opengezet. Er was ruimte in zijn hart gekomen voor Christus en zijn volbrachte werk alleen. En dat betekende - zoals Luther zelf heeft gezegd - voor hem tegelijk dat als het ware de deur naar het paradijs voor hem werd opengezet. Let wel: voor een onrechtvaardige. Maar dat niet alleen. Voor een onrechtvaardige, die om Christus’ wil weten mocht van de rechtvaardigverklaring uit genade alleen. Niemand rechtvaardig, zegt Paulus in Romeinen 3. Maar aan het begin van het 5e hoofdstuk zegt hij - en het klinkt als een loflied - wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus. Als we daarmee kunnen instemmen zijn we gereed om met de Bruidegom in te gaan tot de bruiloft! AMEN Wilt u de hele prekenbundel lezen, dan kunt u terecht bij het Gemeentearchief in het Gemeentehuis, Laan van St. Hilaire, Zierikzee in de studiezaal. Het catalogusnr. is 1543.  Openingstijden: maandag t/m vrijdag 09.00 – 17.00 uur. Op donderdagavond van 18.00 – 21.00 uur vooraf aanvragen via 0111-452320 of via gemeentearchief@schouwen-duiveland.nl.
Terug naar Dr. C. Bezemer